Informatie over het woord oplezen (Nederlands → Esperanto: laŭtlegi)

Synoniemen: hardop lezen, voorlezen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔplezə(n)/
Afbrekingop·le·zen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) lees op(ik) las op
(jij) leest op(jij) las op
(hij) leest op(hij) las op
(wij) lezen op(wij) lasen op
(jullie) lezen op(jullie) lasen op
(gij) leest op(gij) laast op
(zij) lezen op(zij) lasen op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opleze(dat ik) oplaze
(dat jij) opleze(dat jij) oplaze
(dat hij) opleze(dat hij) oplaze
(dat wij) oplezen(dat wij) oplazen
(dat jullie) oplezen(dat jullie) oplazen
(dat gij) oplezet(dat gij) oplazet
(dat zij) oplezen(dat zij) oplazen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
lees opleest op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
oplezend, oplezende(hebben) opgelezen

Voorbeelden van gebruik

Van Dijk las de woorden op maar Tim kon geen touw vastknopen aan wat hij zei.

Vertalingen

Afrikaansvoorlees
Engelsread aloud
Esperantolaŭtlegi; voĉlegi