Informatie over het woord dingen (Nederlands → Esperanto: marĉandi)

Synoniemen: afdingen, afpingelen, marchanderen, pingelen, sjacheren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdɪŋə(n)/
Afbrekingdin·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ding(ik) dong
(jij) dingt(jij) dong
(hij) dingt(hij) dong
(wij) dingen(wij) dongen
(jullie) dingen(jullie) dongen
(gij) dingt(gij) dongt
(zij) dingen(zij) dongen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) dinge(dat ik) donge
(dat jij) dinge(dat jij) donge
(dat hij) dinge(dat hij) donge
(dat wij) dingen(dat wij) dongen
(dat jullie) dingen(dat jullie) dongen
(dat gij) dinget(dat gij) donget
(dat zij) dingen(dat zij) dongen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
dingdingt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
dingend, dingende(hebben) gedongen

Vertalingen

Duitsdingen; feilschen; markten
Engelsbargain; haggle
Esperantomarĉandi
Fransmarchander
Italiaansmercanteggiare
Portugeespechinchar; regatear
Saterfriespangelje
Spaansregatear
Thaisต่อ; ต่อราคา
Westerlauwers Friesôftingje