Synoniemen: afwateren, draineren, droogleggen, ontwateren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɑftɑpə(n)/ |
---|
Afbreking | af·tap·pen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) tap af | (ik) tapte af |
(jij) tapt af | (jij) tapte af |
(hij) tapt af | (hij) tapte af |
(wij) tappen af | (wij) tapten af |
(jullie) tappen af | (jullie) tapten af |
(gij) tapt af | (gij) taptet af |
(zij) tappen af | (zij) tapten af |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) aftappe | (dat ik) aftapte |
(dat jij) aftappe | (dat jij) aftapte |
(dat hij) aftappe | (dat hij) aftapte |
(dat wij) aftappen | (dat wij) aftapten |
(dat jullie) aftappen | (dat jullie) aftapten |
(dat gij) aftappet | (dat gij) aftaptet |
(dat zij) aftappen | (dat zij) aftapten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
tap af | tapt af |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
aftappend, aftappende | (hebben) afgetapt |