Informatie over het woord cursus (Nederlands → Esperanto: kurso)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈkɵrzəs/, /ˈkɵrzɵs/, /ˈkɵrsəs/, /ˈkɵrsɵs/
Afbrekingcur·sus
Geslachtmanlijk
Meervoudcursussen

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
cursusjecursusjes

Voorbeelden van gebruik

Dit boek is samengesteld aan de hand van college‐aantekeningen ten behoeve van een eenjarige cursus in de geofysische wetenschappen.
U gaat nu dus een cursus in het positieve denken volgen.
Welke cursus is nu 10.000 euro waard?

Vertalingen

Afrikaanskursus
DuitsKurs; Kursus; Lehrgang
Engelscourse
Esperantokurso
Franscours
Italiaanscorso
Nederduitskurs
SaterfriesKurs; Kursus