Informo pri la vorto opflikkeren (nederlanda → esperanto: foriri)

Sinonimoj: afgaan, heengaan, opdonderen, ophoepelen, opkrassen, opsodemieteren, ervandoor gaan, vertrekken, weggaan, zich verwijderen, opstappen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈɔpflkərə(n)/
Dividoop·flik·ke·ren

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) flikker op(ik) flikkerde op
(jij) flikkert op(jij) flikkerde op
(hij) flikkert op(hij) flikkerde op
(wij) flikkeren op(wij) flikkerden op
(jullie) flikkeren op(jullie) flikkerden op
(gij) flikkert op(gij) flikkerdet op
(zij) flikkeren op(zij) flikkerden op
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) opflikkere(dat ik) opflikkerde
(dat jij) opflikkere(dat jij) opflikkerde
(dat hij) opflikkere(dat hij) opflikkerde
(dat wij) opflikkeren(dat wij) opflikkerden
(dat jullie) opflikkeren(dat jullie) opflikkerden
(dat gij) opflikkeret(dat gij) opflikkerdet
(dat zij) opflikkeren(dat zij) opflikkerden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
flikker opflikkert op
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
opflikkerend, opflikkerende(zijn) opgeflikkerd

Tradukoj

afrikansovertrek
albanalë
anglaabsent oneself; depart; go away; leave; absent oneself from
danaafgå; afrejse; go ud; rejse bort
esperantoforiri
feroafara avstað
francapartir; s’en aller; filer
germanafortgehen; weggehen; heimgehen; verscheiden; sich entfernen
hispanaausentarse; irse
islandafara
italaandarsene; partire
latinoabaetere; abire; abitere; abscedere
malajaberangkat
norvegadra bort
okcidenta frizonafuortgean; ôfsette; ôfstekke
papiamentosali
polausunąć
portugalaafastar‐se; ausentar‐se; partir; retirar‐se
rumanapleca; se îndepărta
rusaуехать
saterlanda frizonaouraisje; wächgunge
skota gaelafàg; falbh; imich
svedage sig iväg
tajaออก; ละ
turkabırakmak