Information about the word opsodemieteren (Dutch → Esperanto: foriri)

Synonyms: afgaan, heengaan, opdonderen, opflikkeren, ophoepelen, opkrassen, ervandoor gaan, vertrekken, weggaan, zich verwijderen, opstappen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɔpsodəmitərə(n)/
Hyphenationop·so·de·mie·te·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) sodemieter op(ik) sodemieterde op
(jij) sodemietert op(jij) sodemieterde op
(hij) sodemietert op(hij) sodemieterde op
(wij) sodemieteren op(wij) sodemieterden op
(jullie) sodemieteren op(jullie) sodemieterden op
(gij) sodemietert op(gij) sodemieterdet op
(zij) sodemieteren op(zij) sodemieterden op
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) opsodemietere(dat ik) opsodemieterde
(dat jij) opsodemietere(dat jij) opsodemieterde
(dat hij) opsodemietere(dat hij) opsodemieterde
(dat wij) opsodemieteren(dat wij) opsodemieterden
(dat jullie) opsodemieteren(dat jullie) opsodemieterden
(dat gij) opsodemieteret(dat gij) opsodemieterdet
(dat zij) opsodemieteren(dat zij) opsodemieterden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
sodemieter opsodemietert op
Participles
Present participlePast participle
opsodemieterend, opsodemieterende(zijn) opgesodemieterd

Translations

Afrikaansvertrek
Albanian
Danishafgå; afrejse; go ud; rejse bort
Englishabsent oneself; depart; go away; leave; absent oneself from
Esperantoforiri
Faeroesefara avstað
Frenchpartir; s’en aller; filer
Germanfortgehen; weggehen; heimgehen; verscheiden; sich entfernen
Icelandicfara
Italianandarsene; partire
Latinabaetere; abire; abitere; abscedere
Malayberangkat
Norwegiandra bort
Papiamentosali
Polishusunąć
Portugueseafastar‐se; ausentar‐se; partir; retirar‐se
Romanianpleca; se îndepărta
Russianуехать
Saterland Frisianouraisje; wächgunge
Scottish Gaelicfàg; falbh; imich
Spanishausentarse; irse
Swedishge sig iväg
Thaiออก; ละ
Turkishbırakmak
West Frisianfuortgean; ôfsette; ôfstekke