Informo pri la vorto opdonderen (nederlanda → esperanto: foriri)

Sinonimoj: afgaan, heengaan, opflikkeren, ophoepelen, opkrassen, opsodemieteren, ervandoor gaan, vertrekken, weggaan, zich verwijderen, opstappen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈɔbdɔndərə(n)/
Dividoop·don·de·ren

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) donder op(ik) donderde op
(jij) dondert op(jij) donderde op
(hij) dondert op(hij) donderde op
(wij) donderen op(wij) donderden op
(jullie) donderen op(jullie) donderden op
(gij) dondert op(gij) donderdet op
(zij) donderen op(zij) donderden op
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) opdondere(dat ik) opdonderde
(dat jij) opdondere(dat jij) opdonderde
(dat hij) opdondere(dat hij) opdonderde
(dat wij) opdonderen(dat wij) opdonderden
(dat jullie) opdonderen(dat jullie) opdonderden
(dat gij) opdonderet(dat gij) opdonderdet
(dat zij) opdonderen(dat zij) opdonderden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
donder opdondert op
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
opdonderend, opdonderende(zijn) opgedonderd

Tradukoj

afrikansovertrek
albana
anglaabsent oneself from; absent oneself; depart; go away; leave
danaafgå; afrejse; go ud; rejse bort
esperantoforiri
feroafara avstað
francapartir; s’en aller; filer
germanafortgehen; weggehen; heimgehen; verscheiden; sich entfernen
hispanaausentarse; irse
islandafara
italaandarsene; partire
latinoabaetere; abire; abitere; abscedere
malajaberangkat
norvegadra bort
okcidenta frizonafuortgean; ôfsette; ôfstekke
papiamentosali
polausunąć
portugalaafastar‐se; ausentar‐se; partir; retirar‐se
rumanapleca; se îndepărta
rusaуехать
saterlanda frizonaouraisje; wächgunge
skota gaelafàg; falbh; imich
svedage sig iväg
tajaออก; ละ
turkabırakmak