Informatie over het woord draaien (Nederlands → Esperanto: turniĝi)

Synoniemen: afzwenken, wentelen, zwenken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdraːjə(n)/
Afbrekingdraai·en

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) draai(ik) draaide
(jij) draait(jij) draaide
(hij) draait(hij) draaide
(wij) draaien(wij) draaiden
(jullie) draaien(jullie) draaiden
(gij) draait(gij) draaidet
(zij) draaien(zij) draaiden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) draaie(dat ik) draaide
(dat jij) draaie(dat jij) draaide
(dat hij) draaie(dat hij) draaide
(dat wij) draaien(dat wij) draaiden
(dat jullie) draaien(dat jullie) draaiden
(dat gij) draaiet(dat gij) draaidet
(dat zij) draaien(dat zij) draaiden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
draaidraait
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
draaiend, draaiende(hebben) gedraaid

Voorbeelden van gebruik

Lang, lang geleden had hij het wiel uitgevonden en sindsdien gold hij als de grootste deskundige voor alles wat draait.
Hij draaide in zijn stoel heen en weer.
Het was echter jammer dat de wind niet draaide naar het westen, terwijl de Saint‐Enoch nog bijna 800 mijl van Azië verwijderd was.

Vertalingen

Afrikaansdraai
Duitssich drehen
Esperantoturniĝi
Jiddischדרייען; װענדן
Latijnvertire
Luxemburgsdréinen
Maleisbelok; berbelok; pusing; putar
Noorssnu; vende
Poolsobracać się
Russischвертеть; вращать
Schots-Gaelischtionndaidh
Tsjechischobrátit