Informatie over het woord draperen (Nederlands → Esperanto: drapiri)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/draˈperə(n)/
Afbrekingdra·pe·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) drapeer(ik) drapeerde
(jij) drapeert(jij) drapeerde
(hij) drapeert(hij) drapeerde
(wij) draperen(wij) drapeerden
(jullie) draperen(jullie) drapeerden
(gij) drapeert(gij) drapeerdet
(zij) draperen(zij) drapeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) drapere(dat ik) drapeerde
(dat jij) drapere(dat jij) drapeerde
(dat hij) drapere(dat hij) drapeerde
(dat wij) draperen(dat wij) drapeerden
(dat jullie) draperen(dat jullie) drapeerden
(dat gij) draperet(dat gij) drapeerdet
(dat zij) draperen(dat zij) drapeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
drapeerdrapeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
draperend, draperende(hebben) gedrapeerd

Vertalingen

Catalaansendomassar
Duitsdrapieren; mit Tuch bekleiden; schmücken
Engelsdrape
Esperantodrapiri
Portugeesarmar; cobrir; drapejar; guarnecer de armação; revestir
Saterfriesaptunderje; drapierje
Spaansempavesar; ornar con colgaduras