Informatie over het woord landen (Nederlands → Esperanto: surterigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈlɑndə(n)/
Afbrekinglan·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) land(ik) landde
(jij) landt(jij) landde
(hij) landt(hij) landde
(wij) landen(wij) landden
(jullie) landen(jullie) landden
(gij) landt(gij) landdet
(zij) landen(zij) landden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) lande(dat ik) landde
(dat jij) lande(dat jij) landde
(dat hij) lande(dat hij) landde
(dat wij) landen(dat wij) landden
(dat jullie) landen(dat jullie) landden
(dat gij) landet(dat gij) landdet
(dat zij) landen(dat zij) landden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
landlandt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
landend, landende(hebben) geland

Vertalingen

Engelsland
Esperantosurterigi
Nederduitslanden
Portugeespôr sobre a terra