Informo pri la vorto opgaan (nederlanda → esperanto: supreniri)

Sinonimoj: bestijgen, klimmen, naar boven gaan, opstijgen, rijzen, stijgen, omhooggaan

Vortspecoverbo
Prononco/ˈɔpxan/
Dividoop·gaan

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) ga op(ik) ging op
(jij) gaat op(jij) ging op
(hij) gaat op(hij) ging op
(wij) gaan op(wij) gingen op
(jullie) gaan op(jullie) gingen op
(gij) gaat op(gij) gingt op
(zij) gaan op(zij) gingen op
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) opga(dat ik) opginge
(dat jij) opga(dat jij) opginge
(dat hij) opga(dat hij) opginge
(dat wij) opgaan(dat wij) opgingen
(dat jullie) opgaan(dat jullie) opgingen
(dat gij) opgaat(dat gij) opginget
(dat zij) opgaan(dat zij) opgingen
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
ga opgaat op
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
opgaand, opgaande(zijn) opgegaan

Uzekzemploj

Ze gingen de trap op en de rook drong prikkelend in hun longen.

Tradukoj

afrikansobestyg
anglaascend; go up; mount
esperantosupreniri
francadescendre
germanasteigen; ersteigen; heraufgehen; hinaufgehen; hinaufsteigen
hispanaascender; ascender a; ascender al; montar; subir; subir a
italasalire
kabiliaali
okcidenta frizonaklimme
papiamentosubi
polaiść w górę
portugalaascender; subir
rusaподниматься; подняться
saterlanda frizonaklieuwe; stiege
svedadala