Informatie over het woord wippen (Nederlands → Esperanto: fiki)

Synoniemen: naaien, neuken, een beurt geven

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋɪpə(n)/
Afbrekingwip·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) wip(ik) wipte
(jij) wipt(jij) wipte
(hij) wipt(hij) wipte
(wij) wippen(wij) wipten
(jullie) wippen(jullie) wipten
(gij) wipt(gij) wiptet
(zij) wippen(zij) wipten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) wippe(dat ik) wipte
(dat jij) wippe(dat jij) wipte
(dat hij) wippe(dat hij) wipte
(dat wij) wippen(dat wij) wipten
(dat jullie) wippen(dat jullie) wipten
(dat gij) wippet(dat gij) wiptet
(dat zij) wippen(dat zij) wipten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
wipwipt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
wippend, wippende() gewipt

Voorbeelden van gebruik

Ze zou om de haverklap gewipt willen worden, totdat ze op heterdaad betrapt werden of zij in verwachting raakte.

Vertalingen

Afrikaansnaai
Catalaansfer l’amor; follar
Duitsficken
Esperantofiki
Faeröershava samlegu við
Fransbaiser; foutre; sauter
Papiamentshunga; kohe; koi; kue; limpia
Portugeescoitar; copular; transar
Turkssikmek