Informatie over het woord coïteren (Nederlands → Esperanto: koiti)

Synoniemen: de liefde bedrijven, gemeenschap hebben, seks hebben

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/koʋiˈterə(n)/
Afbrekingco·i·te·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) coïteer(ik) coïteerde
(jij) coïteert(jij) coïteerde
(hij) coïteert(hij) coïteerde
(wij) coïteren(wij) coïteerden
(jullie) coïteren(jullie) coïteerden
(gij) coïteert(gij) coïteerdet
(zij) coïteren(zij) coïteerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) coïtere(dat ik) coïteerde
(dat jij) coïtere(dat jij) coïteerde
(dat hij) coïtere(dat hij) coïteerde
(dat wij) coïteren(dat wij) coïteerden
(dat jullie) coïteren(dat jullie) coïteerden
(dat gij) coïteret(dat gij) coïteerdet
(dat zij) coïteren(dat zij) coïteerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
coïteercoïteert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
coïterend, coïterende(hebben) gecoïteerd

Vertalingen

Duitskoitieren
Engelscopulate
Esperantokoiti
Franscoïter
Latijnbattuere
Papiamentskohe; koi