Informatie over het woord carpoolen (Nederlands → Esperanto: kunveturi)

Synoniem: meerijden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈkɑːrpuːlə(n)/
Afbrekingcar·poo·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) carpool(ik) carpoolde
(jij) carpoolt(jij) carpoolde
(hij) carpoolt(hij) carpoolde
(wij) carpoolen(wij) carpoolden
(jullie) carpoolen(jullie) carpoolden
(gij) carpoolt(gij) carpooldet
(zij) carpoolen(zij) carpoolden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) carpoole(dat ik) carpoolde
(dat jij) carpoole(dat jij) carpoolde
(dat hij) carpoole(dat hij) carpoolde
(dat wij) carpoolen(dat wij) carpoolden
(dat jullie) carpoolen(dat jullie) carpoolden
(dat gij) carpoolet(dat gij) carpooldet
(dat zij) carpoolen(dat zij) carpoolden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
carpoolcarpoolt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
carpoolend, carpoolende(hebben) gecarpoold

Vertalingen

Esperantokunveturi