Informatie over het woord terugrijden (Nederlands → Esperanto: rerajdi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/təˈrɵxrɛi̯(d)ə(n)/
Afbrekingte·rug·rij·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) rij terug, rijd terug(ik) reed terug
(jij) rijdt terug(jij) reed terug
(hij) rijdt terug(hij) reed terug
(wij) rijden terug(wij) reden terug
(jullie) rijden terug(jullie) reden terug
(gij) rijdt terug(gij) reedt terug
(zij) rijden terug(zij) reden terug
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) terugrijde(dat ik) terugrede
(dat jij) terugrijde(dat jij) terugrede
(dat hij) terugrijde(dat hij) terugrede
(dat wij) terugrijden(dat wij) terugreden
(dat jullie) terugrijden(dat jullie) terugreden
(dat gij) terugrijdet(dat gij) terugredet
(dat zij) terugrijden(dat zij) terugreden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
rij terug, rijd terugrijdt terug
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
terugrijdend, terugrijdende(zijn) teruggereden

Voorbeelden van gebruik

Zij waren dus wel teruggereden!
Jij mag eten terwijl we terugrijden.

Vertalingen

Esperantorerajdi