Synoniemen: overweldigen, verslaan, slaan
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ovərˈʋɪnə(n)/ |
---|
Afbreking | over·win·nen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) overwin | (ik) overwon |
(jij) overwint | (jij) overwon |
(hij) overwint | (hij) overwon |
(wij) overwinnen | (wij) overwonnen |
(jullie) overwinnen | (jullie) overwonnen |
(gij) overwint | (gij) overwont |
(zij) overwinnen | (zij) overwonnen |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) overwinne | (dat ik) overwonne |
(dat jij) overwinne | (dat jij) overwonne |
(dat hij) overwinne | (dat hij) overwonne |
(dat wij) overwinnen | (dat wij) overwonnen |
(dat jullie) overwinnen | (dat jullie) overwonnen |
(dat gij) overwinnet | (dat gij) overwonnet |
(dat zij) overwinnen | (dat zij) overwonnen |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
overwin | overwint |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
overwinnend, overwinnende | (hebben) overwonnen |