Informatie over het woord dunken (Nederlands → Esperanto: ŝajni al)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdɵŋkə(n)/
Afbrekingdun·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) dunkt(hij) docht, dacht, dunkte
(zij) dunken(zij) dochten, dachten, dunkten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) dunke(dat hij) dochte, dachte, dunkte
(dat zij) dunken(dat zij) dochten, dachten, dunkten
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
dunkend, dunkende(hebben) gedocht, gedunkt

Voorbeelden van gebruik

Mij dunkt dat dit toch echt aan de mensen zelf ligt.
Ons dunkt dat er toch nog wel het een en ander over te zeggen valt.
Mij docht dat ik daar goed gevochten had.
Als iedereen zijn godsdienst maar bedreef zoals het hem goed docht, dan had de abt, en de paus ook, niemand meer om hun leer aan te onderwijzen.
Mij dunkt dat gij mij een te ruim begripsvermogen toerekent.
In een dergelijke krachtmeting dunkt hij me onoverwinnelijk.
Daar is toch geen reden voor, dunkt me.

Vertalingen

Esperantoŝajni al
Nederduitsdünken