Informatie over het woord ómzeilen (Nederlands → Esperanto: veli tra nerekta vojo)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔmzɛi̯lə(n)/
Afbrekingom·zei·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) zeil om(ik) zeilde om
(jij) zeilt om(jij) zeilde om
(hij) zeilt om(hij) zeilde om
(wij) zeilen om(wij) zeilden om
(jullie) zeilen om(jullie) zeilden om
(gij) zeilt om(gij) zeildet om
(zij) zeilen om(zij) zeilden om
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) omzeile(dat ik) omzeilde
(dat jij) omzeile(dat jij) omzeilde
(dat hij) omzeile(dat hij) omzeilde
(dat wij) omzeilen(dat wij) omzeilden
(dat jullie) omzeilen(dat jullie) omzeilden
(dat gij) omzeilet(dat gij) omzeildet
(dat zij) omzeilen(dat zij) omzeilden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zeil omzeilt om
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
omzeilend, omzeilende(zijn) omgezeild