Ynformaasje oer it wurd overtíjgen (Nederlânsk → Esperanto: kovri)

Synonimen: bedekken, beleggen, dekken, toedekken

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ovərˈtɛi̯ɣə(n)/
Ofbrekingover·tij·gen

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(hij) overtijgt(hij) overtoog
(zij) overtijgen(zij) overtogen
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat hij) overtíjge(dat hij) overtoge
(dat zij) overtijgen(dat zij) overtogen
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
overtijgend, overtijgende(hebben) overtogen

Foarbylden fan gebrûk

Een dodelijke bleekheid overtoog zijn trekken en een kreet ontsnapte hem.
Doch toen overtoog een rode kleur zijn gelaat, hij keek verward naar zijn bemodderde bottines en repte zich zonder nog een woord te zeggen heen.
Een lichte blos overtoog haar wangen.

Oarsettingen

Albaneeskmbuloj
Deenskdække
Dútskbelegen; decken; bedecken; einhüllen; verhüllen; zudecken; abdecken; verdecken; überziehen; überschütten; überhäufen; umfassen; zurücklegen; sich ausdehnen; sich erstrecken; ausführlich behandeln; abhandeln; überdecken
Esperantokovri
Fereuerskfjala; hylja
Finskpeittää
Frânskcouvrir; recouvrir
Fryskbedekke; dekke
Ingelskcover; surmount
Yslânskþekja; hylja
Italjaanskcoprire
Katalaanskcobrir; tapar; abrigar
Latynoperire; tegere
Lúksemboarchskbedecken
Papiamintskkubri
Portegeeskacobertar; cobrir; revestir
Roemeenskacoperi
Sealterfryskbedäkke; belääse; däkke; ferhülje; ienhülje; toudäkke
Spaanskcubrir; tapar
Surinaamsktapu
Sweedskbetäcka; hölja; skyla; täcka; övertäcka