Synoniemen: aannemen, menen, onderstellen, stellen, uitgaan van, vermoeden, veronderstellen, oordelen, in de veronderstelling verkeren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /bəˈvrudə(n)/ |
---|
Afbreking | be·vroe·den |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) bevroed | (ik) bevroedde |
(jij) bevroedt | (jij) bevroedde |
(hij) bevroedt | (hij) bevroedde |
(wij) bevroeden | (wij) bevroedden |
(jullie) bevroeden | (jullie) bevroedden |
(gij) bevroedt | (gij) bevroeddet |
(zij) bevroeden | (zij) bevroedden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) bevroede | (dat ik) bevroedde |
(dat jij) bevroede | (dat jij) bevroedde |
(dat hij) bevroede | (dat hij) bevroedde |
(dat wij) bevroeden | (dat wij) bevroedden |
(dat jullie) bevroeden | (dat jullie) bevroedden |
(dat gij) bevroedet | (dat gij) bevroeddet |
(dat zij) bevroeden | (dat zij) bevroedden |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
bevroedend, bevroedende | (hebben) bevroed |