Informatie over het woord scharrelen (Nederlands → Esperanto: diversnegoci)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsxɑrələ(n)/
Afbrekingschar·re·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) scharrel(ik) scharrelde
(jij) scharrelt(jij) scharrelde
(hij) scharrelt(hij) scharrelde
(wij) scharrelen(wij) scharrelden
(jullie) scharrelen(jullie) scharrelden
(gij) scharrelt(gij) scharreldet
(zij) scharrelen(zij) scharrelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) scharrele(dat ik) scharrelde
(dat jij) scharrele(dat jij) scharrelde
(dat hij) scharrele(dat hij) scharrelde
(dat wij) scharrelen(dat wij) scharrelden
(dat jullie) scharrelen(dat jullie) scharrelden
(dat gij) scharrelet(dat gij) scharreldet
(dat zij) scharrelen(dat zij) scharrelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
scharrelscharrelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
scharrelend, scharrelende(hebben) gescharreld

Vertalingen

Esperantodiversnegoci