Informatie over het woord verscheuren (Nederlands → Esperanto: disŝiri)

Synoniemen: aan stukken scheuren, doorscheuren, vaneenscheuren, uiteenrijten, uiteenscheuren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vərˈsxørə(n)/
Afbrekingver·scheu·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) verscheur(ik) verscheurde
(jij) verscheurt(jij) verscheurde
(hij) verscheurt(hij) verscheurde
(wij) verscheuren(wij) verscheurden
(jullie) verscheuren(jullie) verscheurden
(gij) verscheurt(gij) verscheurdet
(zij) verscheuren(zij) verscheurden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) verscheure(dat ik) verscheurde
(dat jij) verscheure(dat jij) verscheurde
(dat hij) verscheure(dat hij) verscheurde
(dat wij) verscheuren(dat wij) verscheurden
(dat jullie) verscheuren(dat jullie) verscheurden
(dat gij) verscheuret(dat gij) verscheurdet
(dat zij) verscheuren(dat zij) verscheurden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
verscheurverscheurt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
verscheurend, verscheurende(hebben) verscheurd

Voorbeelden van gebruik

Ze zouden hem achterlaten om door de wolven verscheurd te worden.

Vertalingen

Afrikaansverskeur
Deensrive itu
Duitszerreißen
Engelstear
Esperantodisŝiri
Portugeesdilacerar
Saterfrieskuutriete
Spaansdesgarrar; dilacerar