Synoniemen: verbreiden, verspreiden
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɑfxevə(n)/ |
---|
Afbreking | af·ge·ven |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) geef af | (ik) gaf af |
(jij) geeft af | (jij) gaf af |
(hij) geeft af | (hij) gaf af |
(wij) geven af | (wij) gaven af |
(jullie) geven af | (jullie) gaven af |
(gij) geeft af | (gij) gaaft af |
(zij) geven af | (zij) gaven af |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) afgeve | (dat ik) afgave |
(dat jij) afgeve | (dat jij) afgave |
(dat hij) afgeve | (dat hij) afgave |
(dat wij) afgeven | (dat wij) afgaven |
(dat jullie) afgeven | (dat jullie) afgaven |
(dat gij) afgevet | (dat gij) afgavet |
(dat zij) afgeven | (dat zij) afgaven |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
afgevend, afgevende | (hebben) afgegeven |