Informatie over het woord afstaan (Nederlands → Esperanto: cedi)

Synoniemen: bezwijken, cederen, meegeven

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfstan/
Afbrekingaf·staan

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) sta af(ik) stond af
(jij) staat af(jij) stond af
(hij) staat af(hij) stond af
(wij) staan af(wij) stonden af
(jullie) staan af(jullie) stonden af
(gij) staat af(gij) stondt af
(zij) staan af(zij) stonden af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afsta(dat ik) afstonde
(dat jij) afsta(dat jij) afstonde
(dat hij) afsta(dat hij) afstonde
(dat wij) afstaan(dat wij) afstonden
(dat jullie) afstaan(dat jullie) afstonden
(dat gij) afstaat(dat gij) afstondet
(dat zij) afstaan(dat zij) afstonden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
sta afstaat af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afstaand, afstaande(hebben) afgestaan

Voorbeelden van gebruik

Ik moet delen met Front‐de‐Boeuf, die ons zijn kasteel niet voor niets afstaat.
Voor 2000 pond stond de inlander zijn olifant af.

Vertalingen

Afrikaansmeegee
Catalaanscedir
Deensgive efter
Duitsabtreten; nachgeben; weichen; überlassen; zedieren; übertragen; einräumen; zurückweichen
Engelsyield
Esperantocedi
Faeröerseftirlíka; lata sær lynda
Finsväistyä
Fransabandonner; abdiquer; céder; reculer; crever
Hongaarsenged
Italiaanscedere
Nederduitsmedgeaven
Portugeesabdicar; alhear; ceder; submeter‐se; transigir
Saterfriesätterreeke; outreede; wieke
Spaansceder
Turksteslim etmek
Westerlauwers Friesôfstean
Zweedscedere