Informatie over het woord brokkelen (Nederlands → Esperanto: dispecetigi)

Synoniemen: fijnmaken, vergruizen, versnipperen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbrɔkələ(n)/
Afbrekingbrok·ke·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) brokkel(ik) brokkelde
(jij) brokkelt(jij) brokkelde
(hij) brokkelt(hij) brokkelde
(wij) brokkelen(wij) brokkelden
(jullie) brokkelen(jullie) brokkelden
(gij) brokkelt(gij) brokkeldet
(zij) brokkelen(zij) brokkelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) brokkele(dat ik) brokkelde
(dat jij) brokkele(dat jij) brokkelde
(dat hij) brokkele(dat hij) brokkelde
(dat wij) brokkelen(dat wij) brokkelden
(dat jullie) brokkelen(dat jullie) brokkelden
(dat gij) brokkelet(dat gij) brokkeldet
(dat zij) brokkelen(dat zij) brokkelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
brokkelbrokkelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
brokkelend, brokkelende(hebben) gebrokkeld

Vertalingen

Esperantodispecetigi