Synoniemen: aanbrengen, aanpassen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /adɑpˈteːrə(n)/ |
---|
Afbreking | adap·te·ren |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) adapteer | (ik) adapteerde |
(jij) adapteert | (jij) adapteerde |
(hij) adapteert | (hij) adapteerde |
(wij) adapteren | (wij) adapteerden |
(jullie) adapteren | (jullie) adapteerden |
(gij) adapteert | (gij) adapteerdet |
(zij) adapteren | (zij) adapteerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) adaptere | (dat ik) adapteerde |
(dat jij) adaptere | (dat jij) adapteerde |
(dat hij) adaptere | (dat hij) adapteerde |
(dat wij) adapteren | (dat wij) adapteerden |
(dat jullie) adapteren | (dat jullie) adapteerden |
(dat gij) adapteret | (dat gij) adapteerdet |
(dat zij) adapteren | (dat zij) adapteerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
adapteer | adapteert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
adapterend, adapterende | (hebben) geadapteerd |