Informatie over het woord spijten (Nederlands → Esperanto: bedaŭrigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈspɛi̯tə(n)/
Afbrekingspij·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) spijt(hij) speet
(zij) spijten(zij) speten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) spijte(dat hij) spete
(dat zij) spijten(dat zij) speten
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
spijtend, spijtende(hebben) gespeten

Voorbeelden van gebruik

Het speet Jan ook, maar wat kon die eraan doen?
Het zal ons spijten uw dorp weer te moeten verlaten.
Maar het speet me toch niet weer naar Bournemouth terug te gaan.
Het spijt me, maar ik kan deze vraag niet beantwoorden.
Opnieuw speet het hem dat hij geen wapen had.

Vertalingen

Duitsleid tun
Esperantobedaŭrigi