Informatie over het woord koning (Nederlands → Esperanto: reĝo)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈkonɪŋ/
Afbrekingko·ning
Geslachtmanlijk
Genitiefkonings
Meervoudkoningen

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
koninkjekoninkjes

Voorbeelden van gebruik

Ik zou toch weleens willen weten hoe de koning aan al dat geld komt.
De koning van Vendhya was stervende.
Het lichaam werd naar ’s konings wens niet gebalsemd en in een zinken kist gelegd.
Je staat voor de koning!
De een of andere koning had de stad lang geleden op een kleine heuvel gebouwd.
Ik ben de bewaker van de schatten des konings.
„De gezant van Tosti”, ging hij verder, „liep te midden van verontwaardigde blikken de zaal door en boog voor de troon van koning Harold.

Vertalingen

Afrikaanskoning
Albaneesmbret
Catalaansrei
Deenskonge
DuitsKönig
Engelsking
Engels (Oudengels)frea; cyning; dryhten; ealdor
Esperantoreĝo
Finskuningas
Fransroi
Hongaarskirály
IJslandskonungur
Italiaansre
Jamaicaans Creoolsking
Jiddischמלך; קעניג
Latijnrex
Maleisraja
Nederduitsköäning; koaning
Noorskonge
Portugeesrei
Schotskeeng
Schots-Gaelischrìgh
Spaansrey
Swahilimfalme
Turkskral
Welsbrenin
Westerlauwers Frieskening
Zweedskung; konung