Informatie over het woord uiteenvallen (Nederlands → Esperanto: disfali)

Synoniemen: ineenstorten, instorten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/œy̯ˈtenvɑlə(n)/
Afbrekinguit·een·val·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) val uiteen(ik) viel uiteen
(jij) valt uiteen(jij) viel uiteen
(hij) valt uiteen(hij) viel uiteen
(wij) vallen uiteen(wij) vielen uiteen
(jullie) vallen uiteen(jullie) vielen uiteen
(gij) valt uiteen(gij) vielt uiteen
(zij) vallen uiteen(zij) vielen uiteen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uiteenvalle(dat ik) uiteenviele
(dat jij) uiteenvalle(dat jij) uiteenviele
(dat hij) uiteenvalle(dat hij) uiteenviele
(dat wij) uiteenvallen(dat wij) uiteenvielen
(dat jullie) uiteenvallen(dat jullie) uiteenvielen
(dat gij) uiteenvallet(dat gij) uiteenvielet
(dat zij) uiteenvallen(dat zij) uiteenvielen
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uiteenvallend, uiteenvallende(zijn) uiteengevallen

Vertalingen

Afrikaansinmekaarstort
Duitszerfallen; zusammenfallen; auseinander fallen; einstürzen
Engelsfall apart
Esperantodisfali
Portugeesruir