Informatie over het woord pikken (Nederlands → Esperanto: toleri)

Synoniemen: aanzien, dulden, gedogen, harden, lijden, toelaten, tolereren, velen, verdragen, kunnen tegen, op zich laten zitten, gelijden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈpɪkə(n)/
Afbrekingpik·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) pik(ik) pikte
(jij) pikt(jij) pikte
(hij) pikt(hij) pikte
(wij) pikken(wij) pikten
(jullie) pikken(jullie) pikten
(gij) pikt(gij) piktet
(zij) pikken(zij) pikten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) pikke(dat ik) pikte
(dat jij) pikke(dat jij) pikte
(dat hij) pikke(dat hij) pikte
(dat wij) pikken(dat wij) pikten
(dat jullie) pikken(dat jullie) pikten
(dat gij) pikket(dat gij) piktet
(dat zij) pikken(dat zij) pikten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
pikpikt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
pikkend, pikkende(hebben) gepikt

Vertalingen

Catalaanstolerar
Deenståle
Duitsdulden; ertragen
Engelsabide; brook; endure; put up with; stand; stomach; tolerate; bear
Esperantotoleri
Faeröersloyva; tola; torga
Franstolérer
IJslandsþola
Italiaanssopportare; tollerare
Latijntolerare
Noorståle
Papiamentssoportá; tolerá
Portugeesaturar; suportar; tolerar
Saterfriesduldje
Spaanstolerar
Thaisทาน
Tsjechischsnášet; tolerovat
Westerlauwers Frieslije
Zweedståla