Information about the word uitkijken (Dutch → Esperanto: serĉi)

Synonyms: op zoek zijn naar, snorren, uitzien, uitzien naar, zoeken, zoeken naar, naslaan

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) kijk uit(ik) keek uit
(jij) kijkt uit(jij) keek uit
(hij) kijkt uit(hij) keek uit
(wij) kijken uit(wij) keken uit
(jullie) kijken uit(jullie) keken uit
(gij) kijkt uit(gij) keekt uit
(zij) kijken uit(zij) keken uit
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) uitkijke(dat ik) uitkeke
(dat jij) uitkijke(dat jij) uitkeke
(dat hij) uitkijke(dat hij) uitkeke
(dat wij) uitkijken(dat wij) uitkeken
(dat jullie) uitkijken(dat jullie) uitkeken
(dat gij) uitkijket(dat gij) uitkeket
(dat zij) uitkijken(dat zij) uitkeken
Imperative mood
Singular/PluralPlural
kijk uitkijkt uit
Participles
Present participlePast participle
uitkijkend, uitkijkende(hebben) uitgekeken

Translations

Afrikaanssoek; soek na
Catalanbuscar; cercar
Czechhledat; pátrat
Danishsøge
Englishseek; look for; search for; be after; go after
English (Old English)secan
Esperantoserĉi
Faeroeseleita eftir
Finnishetsiä
Frenchchercher; railler
Germanausschauen nach; suchen; aufsuchen; ausschauen
Italiancercare
Low Germansöken
Malaycari
Papiamentobuska; rista
Portuguesebuscar; investigar; procurar
Saterland Frisianapsäike; säike; uutkiekje ätter
Scotsseek
Scottish Gaeliciarr
Spanishbuscar
Sranansuku
Swahili‐tafuta
Swedishleta; söka
Thaiหา
Turkisharamak