Informatie over het woord fasko

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Afbrekingfask·o

Verbuiging

 EnkelvoudMeervoud
Nominatieffaskofaskoj
Accusatieffaskonfaskojn

Vertalingen

Afrikaansbondel
Catalaansfeix; manat; manoll; pom
DuitsBund; Bündel; Büschel; Faszikel
Engelsbunch; bundle; cluster; sheaf; faggot
Faeröersbundi; teyggja; tyssi
Latijnfascis
Nederlandsbos; bundel; wis
Portugeesfeixe; molho; penca
SaterfriesBusk; Buund; Pak; Top
Spaansfajo; haz; manojo
Thaisหวี
Westerlauwers Friesbondel; bosk
Zweedsknippa; knyte; packe