Information about the word aanprijzen (Dutch → Esperanto: rekomendegi)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈamprɛi̯zə(n)/
Hyphenationaan·prij·zen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) prijs aan(ik) prees aan
(jij) prijst aan(jij) prees aan
(hij) prijst aan(hij) prees aan
(wij) prijzen aan(wij) prezen aan
(jullie) prijzen aan(jullie) prezen aan
(gij) prijst aan(gij) preest aan
(zij) prijzen aan(zij) prezen aan
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) aanprijze(dat ik) aanpreze
(dat jij) aanprijze(dat jij) aanpreze
(dat hij) aanprijze(dat hij) aanpreze
(dat wij) aanprijzen(dat wij) aanprezen
(dat jullie) aanprijzen(dat jullie) aanprezen
(dat gij) aanprijzet(dat gij) aanprezet
(dat zij) aanprijzen(dat zij) aanprezen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
prijs aanprijst aan
Participles
Present participlePast participle
aanprijzend, aanprijzende(hebben) aangeprezen

Usage samples

Hijzelf was nooit verder dan Den Haag geweest en zeide altijd dat het hem speet, ofschoon ik de reden nog niet begrijp welke hem, die ongehuwd en onafhankelijk was, heeft kunnen terughouden van datgene te doen wat hij anderen aanprees.

Translations

Englishcommend highly
Esperantorekomendegi