Informatie over het woord reiten (Duits → Esperanto: rajdi)

Uitspraak/ˈraɪtən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) reite(ich) ritt
(du) reitest(du) rittest, rittst
(er) reitet(er) ritt
(wir) reiten(wir) ritten
(ihr) reitet(ihr) rittet
(sie) reiten(sie) ritten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) reite(ich) ritte
(du) reitest(du) rittest
(er) reite(er) ritte
(wir) reiten(wir) ritten
(ihr) reitet(ihr) rittet
(sie) reiten(sie) ritten
Gebiedende wijs
(du) reite
(ihr) reitet
reiten Sie
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
reitend(haben) geritten

Voorbeelden van gebruik

Kannst du reiten?

Vertalingen

Afrikaansry
Catalaanscavalcar; muntar
Deensride
Engelsride
Engels (Oudengels)ærnan; ridan
Esperantorajdi
Faeröersríða
Finsratsastaa
Franschevaucher; monter à bicyclette; monter à cheval
Nederlandsrijden
Portugeesandar a cavalo; cavalgar; montar
Saterfriesriede
Spaanscabalgar; montar
Turksbinmek
Zweedsrida