Informatie over het woord falegi

Woordsoortwerkwoord
Afbrekingfal·eg·i

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdfalegas
Verleden tijdfalegis
Toekomende tijdfalegos
 
Voorwaardelijke wijs
falegus
 
Gebiedende wijs
falegu

Actieve deelwoorden
Tegenwoordige tijdfaleganta
Verleden tijdfaleginta
Toekomende tijdfalegonta

Vertalingen

Afrikaansafstort
Duitsstürzen; hinstürzen
Nederlandsmieteren; neerkwakken; smakken; storten; lazeren; naar beneden mieteren; donderen; pleuren; neersmakken; neerstorten