Informatie over het woord slempen (Nederlands → Esperanto: diboĉi)

Synoniemen: aan de rol zijn, boemelen, brassen, uitspatten, zwijnen

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) slemp(ik) slempte
(jij) slempt(jij) slempte
(hij) slempt(hij) slempte
(wij) slempen(wij) slempten
(jullie) slempen(jullie) slempten
(gij) slempt(gij) slemptet
(zij) slempen(zij) slempten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) slempe(dat ik) slempte
(dat jij) slempe(dat jij) slempte
(dat hij) slempe(dat hij) slempte
(dat wij) slempen(dat wij) slempten
(dat jullie) slempen(dat jullie) slempten
(dat gij) slempet(dat gij) slemptet
(dat zij) slempen(dat zij) slempten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
slempslempt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
slempend, slempende(hebben) geslempt

Vertalingen

Catalaansdisbauxar
Duitsausschweifend leben; liederlich leben; ein ausschweifendes Leben führen; prassen
Engelsrevel; wallow
Esperantodiboĉi
Fransbamboucher; faire la noce
Portugeesviver em farra; viver no deboche
Saterfriesliederelk lieuwje
Spaansir de juerga