Informo pri la vorto boemelen (nederlanda → esperanto: diboĉi)

Sinonimoj: aan de rol zijn, brassen, slempen, uitspatten, zwijnen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈbumələ(n)/
Dividoboe·me·len

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) boemel(ik) boemelde
(jij) boemelt(jij) boemelde
(hij) boemelt(hij) boemelde
(wij) boemelen(wij) boemelden
(jullie) boemelen(jullie) boemelden
(gij) boemelt(gij) boemeldet
(zij) boemelen(zij) boemelden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) boemele(dat ik) boemelde
(dat jij) boemele(dat jij) boemelde
(dat hij) boemele(dat hij) boemelde
(dat wij) boemelen(dat wij) boemelden
(dat jullie) boemelen(dat jullie) boemelden
(dat gij) boemelet(dat gij) boemeldet
(dat zij) boemelen(dat zij) boemelden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
boemelboemelt
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
boemelend, boemelende(hebben) geboemeld

Tradukoj

anglarevel; wallow
esperantodiboĉi
francabamboucher; faire la noce
germanaausschweifend leben; liederlich leben; ein ausschweifendes Leben führen; prassen
hispanair de juerga
katalunadisbauxar
portugalaviver em farra; viver no deboche
saterlanda frizonaliederelk lieuwje