Synoniemen: dwalen, de weg kwijtraken, van de weg afwijken, verdwalen, verdolen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɑvdʋalə(n)/ |
---|
Afbreking | af·dwa·len |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) dwaal af | (ik) waalde af |
(jij) dwaalt af | (jij) waalde af |
(hij) dwaalt af | (hij) waalde af |
(wij) dwalen af | (wij) waalden af |
(jullie) dwalen af | (jullie) waalden af |
(gij) dwaalt af | (gij) waaldet af |
(zij) dwalen af | (zij) waalden af |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) afdwale | (dat ik) afwaalde |
(dat jij) afdwale | (dat jij) afwaalde |
(dat hij) afdwale | (dat hij) afwaalde |
(dat wij) afdwalen | (dat wij) afwaalden |
(dat jullie) afdwalen | (dat jullie) afwaalden |
(dat gij) afdwalet | (dat gij) afwaaldet |
(dat zij) afdwalen | (dat zij) afwaalden |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
afdwalend, afdwalende | (zijn) afgedwaald |