Informatie over het woord afsnijden (Nederlands → Esperanto: detranĉi)

Synoniem: afsteken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɑfsnɛi̯də(n)/, /ɑfsnɛi̯jə(n)/
Afbrekingaf·snij·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) snij af, snijd af(ik) sneed af
(jij) snijdt af(jij) sneed af
(hij) snijdt af(hij) sneed af
(wij) snijden af(wij) sneden af
(jullie) snijden af(jullie) sneden af
(gij) snijdt af(gij) sneedt af
(zij) snijden af(zij) sneden af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afsnijde(dat ik) afsnede
(dat jij) afsnijde(dat jij) afsnede
(dat hij) afsnijde(dat hij) afsnede
(dat wij) afsnijden(dat wij) afsneden
(dat jullie) afsnijden(dat jullie) afsneden
(dat gij) afsnijdet(dat gij) afsnedet
(dat zij) afsnijden(dat zij) afsneden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
snij af, snijd afsnijdt af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afsnijdend, afsnijdende(hebben) afgesneden

Voorbeelden van gebruik

Laten we er wat afsnijden.
De Oekraïners zouden van daaruit de Krim kunnen afsnijden van Rusland en Russische schepen kunnen beschieten.
In december of januari afgesneden takken lopen in de warme huiskamer gemakkelijk uit.
Ik sneed een stuk af en legde het op zijn bord.
Hij was van het kamp afgesneden.
„Leg het staal alsjeblieft neer,” drong Val Dal Barba aan, „voordat je je opwindt en iemand een oor afsnijdt.”
Snij een van tweeën de baard af en je hebt gewonnen.
Zeg hem dat hij de waarheid moet spreken of dat ik anders de wilden toestemming geef zijn hoofd af te snijden.

Vertalingen

Catalaansamputar; cercenar; truncar
Duitsabschneiden
Engelscut; cut off; retrench
Esperantodetranĉi; fortranĉi
Fransretrancher
Portugeesdecepar; recortar; trinchar; truncar
Saterfriesousniede
Spaansamputar; cercenar; truncar
Thaisตัด
Westerlauwers Friesôfsnije; ôfstekke