Informatie over het woord sok (Nederlands → Esperanto: ŝtrumpeto)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/sɔk/
Afbrekingsok
Meervoudsokken

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
sokjesokjes

Voorbeelden van gebruik

In het voortuintje zat zijn vrouw een sok te stoppen.
In afwachting wandelde hij, na enige hemden en sokken te hebben gekocht, de straten van Bombay eens door.

Vertalingen

Afrikaanssok
Deenssok
DuitsHalbstrumpf; Socke
Engelssock
Esperantoŝtrumpeto; duonŝtrumpo
Franschaussette
IJslandssokkur
Italiaanscalzino
Maleiskaus
Noorssokk
Papiamentsmea; meña; meya
Portugeesmeia; peúga
SaterfriesHoosokke; Sokke
Spaanscalcetín
Thaisถุงเท้า
Tsjechischponožka
Westerlauwers Friesfuotsok
Zweedssocka; strumpa; strumpsocka