Synoniemen: aftekenen, beschrijven, trekken, uittekenen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈtekənə(n)/ |
---|
Afbreking | te·ke·nen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) teken | (ik) tekende |
(jij) tekent | (jij) tekende |
(hij) tekent | (hij) tekende |
(wij) tekenen | (wij) tekenden |
(jullie) tekenen | (jullie) tekenden |
(gij) tekent | (gij) tekendet |
(zij) tekenen | (zij) tekenden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) tekene | (dat ik) tekende |
(dat jij) tekene | (dat jij) tekende |
(dat hij) tekene | (dat hij) tekende |
(dat wij) tekenen | (dat wij) tekenden |
(dat jullie) tekenen | (dat jullie) tekenden |
(dat gij) tekenet | (dat gij) tekendet |
(dat zij) tekenen | (dat zij) tekenden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
teken | tekent |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
tekenend, tekenende | (hebben) getekend |
In figuur 8.4 is een gedeelte van een winding getekend.
Hij kon het niet meenemen want het was groter dan een mens maar hij tekende een kaart in de hoop terug te kunnen komen.
Ik ging in haar kantoor zitten en tekende die poster.