Informatie over het woord afspringen (Nederlands → Esperanto: desalti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfsprɪŋə(n)/
Afbrekingaf·sprin·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) spring af(ik) sprong af
(jij) springt af(jij) sprong af
(hij) springt af(hij) sprong af
(wij) springen af(wij) sprongen af
(jullie) springen af(jullie) sprongen af
(gij) springt af(gij) sprongt af
(zij) springen af(zij) sprongen af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afspringe(dat ik) afspronge
(dat jij) afspringe(dat jij) afspronge
(dat hij) afspringe(dat hij) afspronge
(dat wij) afspringen(dat wij) afsprongen
(dat jullie) afspringen(dat jullie) afsprongen
(dat gij) afspringet(dat gij) afspronget
(dat zij) afspringen(dat zij) afsprongen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
spring afspringt af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afspringend, afspringende(zijn) afgesprongen

Vertalingen

Engelsjump off; leap down
Esperantodesalti