De hemel werd steeds donkerder toen ik de voet van de heuvels naderde, en ik vreesde voor mijn verwanten.
De zon stond hoog aan de hemel.
Het vliegtuig ploegde zijn onzichtbaar spoor langs de tropische hemel.
Het was ongeveer drie uur in den namiddag en de zon behoorde nog hoog aan den hemel te staan.
Maar laag aan de zuidelijke hemel scheen een rode ster.
Scharde hief zijn handen ten hemel.
De sluizen des hemels sloten zich plotseling en de zon scheen even stralend als de dag tevoren.
De hemel is blauw, de wolken zijn wit.