Uitspraak | /an/ |
---|---|
Afbreking | aan |
Woordsoort | voorzetsel |
Hij verliet het vertrek en op hetzelfde moment klonk er een verwensing aan het venster.
Aan de deur wordt niet gekocht.
Na een kleine omweg, afwisselend stijgend en dalend, kwamen we aan de rivier.
Aan het oude bureau zat een man.
Heer Bodwyn verzoekt u zich bij hem te voegen aan tafel.
Nu zat hij aan de haard een boek te lezen.
We hebben een huis aan het strand.
Om twee uur verwacht ik u aan dit adres.
Aan het station staan genoeg rijtuigen.
Aan twee van de tafels zaten kooplieden, waarschijnlijk uit Belisaere.
Afrikaans | aan; by; om |
---|---|
Catalaans | a; a casa de; en |
Deens | hos |
Duits | an; bei; neben; zu |
Engels | at; by |
Esperanto | ĉe |
Faeröers | hjá; við |
Fins | luona |
Frans | au bord de; chez; parmi; sur; tous près de |
Hongaars | mellett |
Italiaans | a; accanto a; al; su |
Papiaments | na |
Portugees | a; ao pé de; em; entre; junto a |
Saterfries | an; bie; tou |
Spaans | en; en casa de |
Thais | ที่ |
Westerlauwers Fries | oan |
Zweeds | vid |