Informatie over het woord zweep (Nederlands → Esperanto: vipo)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/zʋep/
Afbrekingzweep
Geslachthistorisch vrouwelijk, tegenwoordig ook manlijk
Meervoudzwepen

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
zweepjezweepjes

Voorbeelden van gebruik

De opzichter gromde, en weer knalde de zweep neer.
Philip sloeg haar daarop, volgens Barbara, met een zweep over haar voeten.
Hij gaf zijn paard een tikje met de zweep en reed, mompelend in zichzelf, weg.
Hij nam een korte, leren zweep en zwaaide die in een hand.

Vertalingen

Albaneeskamxhik
Catalaansassot; flagell; fuet
DuitsGerte; Peitsche
Engelswhip
Esperantovipo
Faeröerskoyril
Fransfouet
Jiddischבײַטש
Papiamentszuip
Portugeeschicote; relho; taca
Russischбич
SaterfriesJädde; Pietske
Spaansfusta; látigo
Sranankrawasi; wipi
Tsjechischbič
Westerlauwers Friesswipe