Informatie over het woord tand (Nederlands → Esperanto: dento)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/tɑnt/
Afbrekingtand
Geslachtmanlijk
Meervoudtanden

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
tandjetandjes

Voorbeelden van gebruik

Laat een ander er zijn tanden in zetten.
Hij klemde de tanden op elkaar en gaf zijn paard de sporen.

Vertalingen

Afrikaanstand
Albaneesdhëmb
Catalaansdent
Deenstand
DuitsZacken; Zahn; Zinke; Zacke; Klaue
Engelstooth
Engels (Oudengels)toþ
Esperantodento
Faeröerstonn
Finshammas
Fransdent
Grieksδόντι
Hawaiaansniho
Hongaarsfog
IJslandstönn
Italiaansdente
Jamaicaans Creoolstiit
Jiddischצאָן
Kabylischtuɣmest
Latijndens
LuxemburgsZant
Maleisgigi
Nederduitstand
Noorstann
Papiamentsdjente
Poolsząb
Portugeesdente
Roemeensdinte
Russischзуб
SaterfriesTakke; Tiende; Tusk
Schotstuith
Schots-Gaelischfiacaill
Spaansdiente
Sranantifi
Swahilijino
Tagalogngipin
Thaisฟัน
Tsjechischzoubek; zub
Welsdant; daint
Westerlauwers Friestosk
Zweedstand