Informatie over het woord suiker (Nederlands → Esperanto: sukero)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈsœy̯kər/
Afbrekingsui·ker
Geslachtmanlijk
Meervoudsuikers

Voorbeelden van gebruik

Zij gaf ons suiker en tilde toen het dienblad op.

Vertalingen

Afrikaanssuiker
Catalaanssucre
Deenssukker
DuitsZucker
Engelssugar
Esperantosukero
Faeröerssukur
Finssokeri
Franssucre
Grieksζάχαρη
Hongaarscukor
IJslandssykur
Italiaanszucchero
Jamaicaans Creoolsshuga
Maleisgula
Nederduitssüker
Noorssukker
Papiamentssuku
Poolscukier
Portugeesaçúcar
Roemeenszahăr
Russischсахар
SaterfriesSukker
Schots-Gaelischsiùcar
Spaansazúcar
Sranansukru
Swahilisukari
Thaisน้ำตาล
Tsjechischcukr
Westerlauwers Friessûker
Zweedssocker