Informasie oor die woord afhouwen (Nederlands → Esperanto: dehaki)

Sinonieme: afhakken, afkappen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfɦɑu̯ʋə(n)/
Afbrekingaf·hou·wen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) houw af(ik) hieuw af
(jij) houwt af(jij) hieuw af
(hij) houwt af(hij) hieuw af
(wij) houwen af(wij) hieuwen af
(jullie) houwen af(jullie) hieuwen af
(gij) houwt af(gij) hieuwt af
(zij) houwen af(zij) hieuwen af
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) afhouwe(dat ik) afhieuwe
(dat jij) afhouwe(dat jij) afhieuwe
(dat hij) afhouwe(dat hij) afhieuwe
(dat wij) afhouwen(dat wij) afhieuwen
(dat jullie) afhouwen(dat jullie) afhieuwen
(dat gij) afhouwet(dat gij) afhieuwet
(dat zij) afhouwen(dat zij) afhieuwen
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
houw afhouwt af
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
afhouwend, afhouwende(hebben) afgehouwen

Voorbeelde van gebruik

Inien uw hand of uw voet u tot zonde verleidt, houw hem af en werp hem weg.
Toen graaide Conan naar de afgehouwen hand die zich nog steeds aan zijn enkel vastklampte.

Vertalinge

Afrikaansafkap
Duitsabhacken; abhauen; umhacken; einschlagen
Engelscut off; chop; hack
Engels (Ou Engels)aceorfan
Esperantodehaki
Fransabattre; tailler
Russiesобрубать