Informatie over het woord spion (Nederlands → Esperanto: spiono)

Synoniemen: bespieder, pottekijker, verspieder

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/spiˈjɔn/
Afbrekingspi·on
Geslachtmanlijk
Meervoudspionnen

Voorbeelden van gebruik

De spionnen van Zat Arras lopen overal rond.
En terwijl hij dronk, bracht een van zijn spionnen hem het nieuws dat Athicus was gearresteerd en in de gevangenis was geworpen.
Dat moest de spion gehoord hebben.
U bent omgeven door spionnen.
Spionnen blijven in Irak niet lang genoeg in leven.

Vertalingen

Catalaansespia
Deensspion
DuitsSpäher; Spion
Engelsspy
Esperantospiono
Faeröersnjósnari
Fransespion
Latijnotacustes
Papiamentsspion
Portugeesespião
SaterfriesLuurder; Spion
Spaansespía
Tsjechischšpeh; špión; vyzvědač
Welsysbïwr
Zweedskunskapare; snok; spejare; spion