Synoniemen: betamen, horen, passen, voegen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /bəˈɦoːrə(n)/ |
---|
Afbreking | be·ho·ren |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) behoor | (ik) behoord |
(jij) behoort | (jij) behoord |
(hij) behoort | (hij) behoord |
(wij) behoren | (wij) behoorden |
(jullie) behoren | (jullie) behoorden |
(gij) behoort | (gij) behoordt |
(zij) behoren | (zij) behoorden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) behore | (dat ik) behoorde |
(dat jij) behore | (dat jij) behoorde |
(dat hij) behore | (dat hij) behoorde |
(dat wij) behoren | (dat wij) behoorden |
(dat jullie) behoren | (dat jullie) behoorden |
(dat gij) behoret | (dat gij) behoordet |
(dat zij) behoren | (dat zij) behoorden |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
behorend, behorende | (hebben) behoord |